Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG3822

Datum uitspraak2008-09-17
Datum gepubliceerd2008-11-07
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureRaadkamer
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummersraadkamer
Statusgepubliceerd


Indicatie

Het hof is van oordeel dat het stelsel van bevoegdheden inzake het toepassen van voorlopige hechtenis jegens verdachten in het Wetboek van Strafvordering restrictief moet worden geïnterpreteerd. Het Wetboek van Strafvordering maakt daarom een bevel tot gevangenhouding gegeven op een vordering ingesteld na sluiting van het onderzoek ter terechtzitting niet mogelijk.


Uitspraak

BESCHIKKING in raadkamer op het hoger beroep in de zaak van [verdachte], geboren te [geboorteplaats] (Zuid-Afrika) op [geboortedatum] 1957, Zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande, thans verblijvende in het huis van bewaring De Weg te Amsterdam, tegen de beschikking van de rechtbank te Amsterdam van 21 juli 2008, houdende bevel tot zijn gevangenhouding. De feiten en de rechtsgang Het hof heeft kennis genomen van de akte van de griffier van de rechtbank te Amsterdam van 24 juli 2008, waarbij namens verdachte hoger beroep is ingesteld van voormelde beschikking van die rechtbank. Het hof heeft gezien de beschikking waarvan beroep en heeft kennis genomen van de stukken betrekking hebbend op de voorlopige hechtenis van verdachte en heeft gehoord de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door diens raadsman mr. Tahita De beoordeling Anders dan de rechtbank is het hof van oordeel dat het Wetboek van Strafvordering een bevel tot gevangenhouding gegeven op een vordering ingesteld na sluiting van het onderzoek ter terechtzitting niet mogelijk maakt. Het hof leidt dit af uit de doorgaans zorgvuldige - en beperkt omschreven - wijze waarop in dat wetboek wordt omgegaan met het toekennen van bevoegdheden inzake het toepassen van voorlopige hechtenis jegens verdachten hetgeen naar de mening van het hof te maken heeft met het ingrijpende karakter van die toepassing, waartegen het strafvorderlijk stelsel verdachten wil beschermen. Dat het stelsel van bevoegdheden eerder restrictief dan ruim dient te worden geïnterpreteerd leidt het hof ook af uit de omstandigheid dat het wetboek slechts in bepaalde gevallen in de mogelijkheid voorziet voor het Openbaar Ministerie om door hem niet gewenste onderbrekingen van de voorlopige hechtenis, ontstaan door zijn nalatigheid, te herstellen, zoals in het geval van artikel 66a van het Wetboek van Strafvordering. De beslissing Het hof: 1. VERKLAART het beroep gegrond 2. HEFT OP de voorlopige hechtenis voor zover berustend op de beschikking van de rechtbank van 21 juli 2008 Deze beschikking is gegeven op 17 september 2008 in raadkamer van dit hof door mr. Bronkhorst, voorzitter, mrs. De Poorter en Van Asperen de Boer-Delescen, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr. Nonkes als griffier. De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van verdachte. Amsterdam, 17 september 2008, de advocaat-generaal